Javascript is required to view this map.

centrum

Tilburg heeft een afwijkende ontstaansgeschiedenis in vergelijking met andere steden. De zesde stad van Nederland (206.200 inwoners in 2011) is ontstaan uit een aantal middeleeuwse herdgangen, driehoekige agrarische pleinen op het kruispunt van wegen. In het stedenbouwkundig patroon van Tilburg zijn deze onder andere nog herkenbaar in de Heuvel en het Wilhelminapark (de voormalige herdgang Veldhoven). Tussen de herdgangen ontstond een netwerk van wegen en paden, waaraan zich langgerekte straatnederzettingen vormden.

De Heuvel vormde in eerste instantie het economisch en bestuurlijk centrum, maar na de stichting van een parochiekerk aan de huidige Oude Markt in de dertiende eeuw, verschoof dit langzaam in zuidwestelijke richting. Vanaf 1600 kwam de wolnijverheid op en vestigden textielambachtslieden zich aan de herdgangen en aan de verbindingswegen tussen de verschillende kernen. Buiten de verstedelijkte as Heuvel-Kerk, die de basis vormde voor het huidige stadscentrum, bleef Tilburg tot het begin van de negentiende eeuw een verzameling buurtschappen met in totaal 9.000 inwoners.

Lodewijk Napoleon gaf Tilburg in 1809 stadsrechten en verleende de wolindustrie grote legerorders. Hierdoor kwam de verstedelijking in een stroomversnelling en werd Tilburg een van de eerste industriële steden in Nederland. Na de Tiendaagse Veldtocht tegen de opstandige Belgen in 1831 vestigde kroonprins Willem, de latere koning Willem II, zich in Tilburg, waardoor het aanzien van de stad sterk toenam. Met de aanleg van een verharde rijksweg van Breda naar Den Bosch (1830) en spoorlijnen naar Breda (1863), Eindhoven (1866), Turnhout (1867) en Den Bosch (1881), werd Tilburg een belangrijk verkeersknooppunt. Het station (1863) werd tussen de kernen Kerk-Heuvel en Veldhoven gebouwd en direct ten noorden van het station ontstond vanaf 1867 de Hoofdwerkplaats van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen.

Het toenemende aantal textielfabrieken in de tweede helft van de negentiende eeuw vestigde zich vooral in de buurtschappen Kerk en Heuvel en in Het Goirke. De huisvesting van arbeiders in kleine buurtjes in de omgeving van de fabrieken, vond tot in het begin van de twintigste eeuw vooral plaats op initiatief van de fabrikanten. Ook de eerste planmatige ontwikkeling, de wijk Koningswei op de plek van het huidige Koningsplein in 1866, kwam van particuliere zijde. Behalve deze wijk ontwierp de Belgische architect Henri van Tulder ook de wijk Nijveroord (1875), rondom de Lange Nieuwstraat ten noorden van het station. Met de aanleg werd geprobeerd een noordelijke tegenhanger te creëren van Kerk-Heuvel, maar een centrumfunctie heeft de buurt nooit gekregen. Naar maatstaven van de Woningwet uit 1901 waren de woningen van een slechte kwaliteit. De meer welgestelden vestigden zich tussen 1860 en 1900 tussen het station en de as Kerk-Heuvel in de ‘stationswijk’, bestaande uit gesloten bebouwing van twee- en drielaagse herenhuizen. Vooral aan de Spoorlaan verrezen grote fabrikantenvilla’s. Tussen de woonhuizen werden fabrieken en handelshuizen gebouwd. Met ruim 40.000 inwoners was Tilburg rond 1900 de grootste stad van Brabant.

Samen met de fabrieksschoorstenen bepaalden de vele kerken en kloosters het silhouet van Tilburg. Tussen 1850 en 1940 werden maar liefst twintig kerken en dertig kloosters gebouwd. Onder invloed van de katholieke kerk ontwikkelde Tilburg zich tot een onderwijsstad, met onder andere de Katholieke Leergangen (nu Fontys Hogescholen) en een economische hogeschool, de latere universiteit. In 1918 werd door militair ingenieur Johan Rückert, de directeur van de Dienst Publieke Werken, een ‘Algemeen Uitbreidingsplan’ opgesteld, een verplichting uit de Woningwet. Het plan bestond onder andere uit een ringweg om de bestaande kernen, waarbinnen de bebouwing gereguleerd kon worden. De woonbuurten die tot stand kwamen, hadden de opzet van kleine stukjes tuinstad, rondom een centraal plein met een kerk. Het dorpse karakter van Tilburg werd met de nieuwe buurten in stand gehouden. Hoewel grote delen van het uitbreidingsplan niet zijn uitgevoerd, zoals de verplaatsing van het station naar een zuidelijker gelegen locatie, bleef het plan tot ver in de twintigste eeuw leidend voor de ontwikkeling van Tilburg. De gebouwen van productieve architecten uit deze tijd, zoals Jan van der Valk, Cees van Hoof, Jos. Donders en Frans de Beer, zijn nog altijd beeldbepalend in het Tilburgse stadsbeeld.

Stedenbouwkundig adviseurs Jan van der Laan en Auke Komter waren vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk voor een aantal ‘Plannen in Hoofdzaak’, radicale structuurplannen voor de binnenstad. De plannen vormden de basis voor de in 1959 door burgemeester Cees Becht voorgestelde doorbraakplannen. Om van Tilburg een moderne stad te maken, waren in zijn ogen grootschalige ingrepen noodzakelijk. Dwars door het stadscentrum werd een brede oost-west verkeersader aangelegd (cityring) en architectenbureau Van den Broek en Bakema kreeg de opdracht een plan te maken voor de omgeving rondom het Paleis-Raadhuis. De wijk Koningswei moest plaatsmaken voor de grootschalige plannen van het Rotterdamse bureau, die getuigen van de functionele en rationele stedenbouwkundige opvattingen van die tijd. Andere gebouwen die in deze periode in het centrum tot stand kwamen, zijn de schouwburg, het kantongerecht en het stadskantoor. Vanwege zijn grote dadendrang, kreeg burgemeester Becht de bijnaam ‘Cees de Sloper’.

In de jaren vijftig en zestig kwam er een einde aan de bloeiende textielindustrie in Tilburg en zorgde de toenemende ontkerkelijking ervoor dat katholieke gebouwen leeg kwamen te staan. Fabrieksgebouwen en katholieke complexen werden gesloopt, waardoor er grote gaten ontstonden in het stedelijk weefsel. Om dit gebrek aan samenhang op te heffen, werd in 1975 het ‘Structuurplan Oude Stad’ (SOS) in het leven geroepen. Behoud en herstel waren het credo, als antwoord op de doorbraakplannen van Becht. De lintenstructuur werd weer opgepakt als drager voor verdere ontwikkelingen en voor in onbruik geraakte fabrieksterreinen werden herstructureringsplannen opgesteld. Vanaf 1985 kreeg de binnenstad onder de noemer ‘Compacte Stad’ prioriteit als woonlocatie en werd toonaangevende architecten gevraagd structuurplannen te maken voor braakliggende terreinen om de stad op deze manier van hoogwaardige kwaliteitsinjecties te voorzien, de zogenoemde ‘archipunctuur’. Het Kunstcluster (Jo Coenen), de Thomas de Beer driehoek (Mels Crouwel), het Tivoliterrein (Carel Weeber) en de Heuvel (Bert Dirrix) zijn het resultaat van dit beleid. De benadering is vanaf het begin van deze eeuw doorgetrokken met inbreidingsplannen als het Pieter Vreedeplein en het Harmoniepark. De komende jaren is het Spoorzoneproject een van de grotere binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen in Nederland.

De ontkerkelijking en de ondergang van de textielindustrie in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, maakte van Tilburg een stad vol gaten. Vanaf 1985 werd dit gebrek aan samenhang in de stad onder de noemer ‘compacte stad’ door de gemeente omgebogen in een voordeel. Architecten als Jo Coenen, Carel Weeber en Bert Dirrix kregen de opdracht masterplannen te maken voor verschillende gebieden en op die manier Tilburg een aantal kwaliteitsinjecties toe te dienen, aangeduid met de term ‘archipunctuur’. Voor het terrein van de voormalige textielfabriek van Thomas de Beer ontwierp architect Mels Crouwel een stedenbouwkundig plan, waarin de tot museum omgebouwde wolspinnerij het middelpunt vormt.

lees meer

Op dit terrein van de voormalige Kromhoutkazerne is begin jaren negentig een ruim opgezet stadspark aangelegd. Het gerestaureerde hoofdgebouw van de genie doet dienst als kantoorruimte en vormt een tastbare herinnering aan het verleden.

lees meer

Via zijn vader, die een aannemersbedrijf had, kwam Jos. Bedaux in het architectuurvak terecht. Aanvankelijk maakte Bedaux zijn ambachtelijk, degelijk werk in een traditioneel idioom. De eenvoud en abstractie daarvan kreeg in zijn latere werk een modernere interpretatie. Samen met de Katholieke Economische Hogeschool behoort dit gerechtsgebouw tot de hoogtepunten in het late werk van Bedaux.

lees meer

Tussen 1900 en 1950 groeide Tilburg in inwoneraantal van 40.000 naar 140.000. Om deze groei van de stad in goede banen te leiden, ontwikkelde het gemeentebestuur onder leiding van burgemeester Cees Becht eind jaren vijftig een grote dadendrang.

lees meer

Tilburg wordt in tweeën gedeeld door een verhoogde spoorweg met station, rangeerterreinen en NS werkplaats. Hoewel het spoor volgens het Algemeen Uitbreidingsplan uit 1918 naar de zuidzijde van de stad verplaatst zou worden, is dit nooit uitgevoerd. Met de komende herontwikkeling van de Spoorzone zal de tweedeling door een aantal onderdoorgangen alsnog enigszins teniet worden gedaan.

lees meer

De bouw van deze schouwburg was het begin van de grote stadsvernieuwingsplannen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Het exterieur geeft op een heldere manier expressie aan de verschillende functies van het gebouw. In halfronde volumes, waarvan de onderste door schoon metselwerk in een getande structuur is geaccentueerd, bevinden zich de foyers, de grote en de kleine zaal. De toneeltoren is ondergebracht in een licht gekromd, met banden van beton gedecoreerd blok. In het rechthoekige glazen volume haaks op de publieksruimten en toren is een restaurant gevestigd.

lees meer

Willem Welsing was de huisarchitect van kruideniersbedrijf De Gruyter & Zoon uit Den Bosch. Winkelpanden van De Gruyter waren duidelijk herkenbaar in het straatbeeld door de consequent doorgevoerde architectonische huisstijl die expressionistische elementen met art deco combineerde.

lees meer

De gevel van deze voormalige broodbakkerij met meelzolder vertoont in materiaalgebruik en compositie verwantschap met De Stijl en het Nieuwe Bouwen. Op een groot, witgepleisterd vlak is in primaire kleuren een abstracte compositie gemaakt van horizontale en verticale lijnen. In het oeuvre van Barenbrug, die vooral bekend is van ontwerpen in de stijl van de Amsterdamse School en later de Delftse School, neemt de bakkerij een aparte plaats in.

lees meer

Architect Frans de Beer is samen met architecten als Jos. Donders, Cees van Hoof en Jan van der Valk grotendeels verantwoordelijk voor het aanzien van Tilburg zoals dat tussen 1900 en 1940 is ontstaan.

 

lees meer

Op de plaats van een oude herdgang, een driehoekig plein waar paden en wegen samenkwamen, ligt sinds 1898 het Wilhelminapark. Landschapsarchitect Leonard Springer ontwierp het als een romantisch, open stadspark. Het kenmerkt zich door een sikkelvormige waterpartij, open weiden, slingerende paden en verspreide boomgroepen. Ongeveer een eeuw later is het park door Michael van Gessel in de geest van Springer gerenoveerd. Rondom het park is een brede band van hardsteen aangelegd, waarin het gedicht ‘Roeien’ van Martinus Nijhoff is te lezen. Rond het park liggen gebouwen van Tilburgse architecten uit het begin en het eind van de twintigste eeuw.

lees meer