centrum
De Heuvel vormde in eerste instantie het economisch en bestuurlijk centrum, maar na de stichting van een parochiekerk aan de huidige Oude Markt in de dertiende eeuw, verschoof dit langzaam in zuidwestelijke richting. Vanaf 1600 kwam de wolnijverheid op en vestigden textielambachtslieden zich aan de herdgangen en aan de verbindingswegen tussen de verschillende kernen. Buiten de verstedelijkte as Heuvel-Kerk, die de basis vormde voor het huidige stadscentrum, bleef Tilburg tot het begin van de negentiende eeuw een verzameling buurtschappen met in totaal 9.000 inwoners.
Lodewijk Napoleon gaf Tilburg in 1809 stadsrechten en verleende de wolindustrie grote legerorders. Hierdoor kwam de verstedelijking in een stroomversnelling en werd Tilburg een van de eerste industriële steden in Nederland. Na de Tiendaagse Veldtocht tegen de opstandige Belgen in 1831 vestigde kroonprins Willem, de latere koning Willem II, zich in Tilburg, waardoor het aanzien van de stad sterk toenam. Met de aanleg van een verharde rijksweg van Breda naar Den Bosch (1830) en spoorlijnen naar Breda (1863), Eindhoven (1866), Turnhout (1867) en Den Bosch (1881), werd Tilburg een belangrijk verkeersknooppunt. Het station (1863) werd tussen de kernen Kerk-Heuvel en Veldhoven gebouwd en direct ten noorden van het station ontstond vanaf 1867 de Hoofdwerkplaats van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen.
Het toenemende aantal textielfabrieken in de tweede helft van de negentiende eeuw vestigde zich vooral in de buurtschappen Kerk en Heuvel en in Het Goirke. De huisvesting van arbeiders in kleine buurtjes in de omgeving van de fabrieken, vond tot in het begin van de twintigste eeuw vooral plaats op initiatief van de fabrikanten. Ook de eerste planmatige ontwikkeling, de wijk Koningswei op de plek van het huidige Koningsplein in 1866, kwam van particuliere zijde. Behalve deze wijk ontwierp de Belgische architect Henri van Tulder ook de wijk Nijveroord (1875), rondom de Lange Nieuwstraat ten noorden van het station. Met de aanleg werd geprobeerd een noordelijke tegenhanger te creëren van Kerk-Heuvel, maar een centrumfunctie heeft de buurt nooit gekregen. Naar maatstaven van de Woningwet uit 1901 waren de woningen van een slechte kwaliteit. De meer welgestelden vestigden zich tussen 1860 en 1900 tussen het station en de as Kerk-Heuvel in de ‘stationswijk’, bestaande uit gesloten bebouwing van twee- en drielaagse herenhuizen. Vooral aan de Spoorlaan verrezen grote fabrikantenvilla’s. Tussen de woonhuizen werden fabrieken en handelshuizen gebouwd. Met ruim 40.000 inwoners was Tilburg rond 1900 de grootste stad van Brabant.
Samen met de fabrieksschoorstenen bepaalden de vele kerken en kloosters het silhouet van Tilburg. Tussen 1850 en 1940 werden maar liefst twintig kerken en dertig kloosters gebouwd. Onder invloed van de katholieke kerk ontwikkelde Tilburg zich tot een onderwijsstad, met onder andere de Katholieke Leergangen (nu Fontys Hogescholen) en een economische hogeschool, de latere universiteit. In 1918 werd door militair ingenieur Johan Rückert, de directeur van de Dienst Publieke Werken, een ‘Algemeen Uitbreidingsplan’ opgesteld, een verplichting uit de Woningwet. Het plan bestond onder andere uit een ringweg om de bestaande kernen, waarbinnen de bebouwing gereguleerd kon worden. De woonbuurten die tot stand kwamen, hadden de opzet van kleine stukjes tuinstad, rondom een centraal plein met een kerk. Het dorpse karakter van Tilburg werd met de nieuwe buurten in stand gehouden. Hoewel grote delen van het uitbreidingsplan niet zijn uitgevoerd, zoals de verplaatsing van het station naar een zuidelijker gelegen locatie, bleef het plan tot ver in de twintigste eeuw leidend voor de ontwikkeling van Tilburg. De gebouwen van productieve architecten uit deze tijd, zoals Jan van der Valk, Cees van Hoof, Jos. Donders en Frans de Beer, zijn nog altijd beeldbepalend in het Tilburgse stadsbeeld.
Stedenbouwkundig adviseurs Jan van der Laan en Auke Komter waren vlak voor en na de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk voor een aantal ‘Plannen in Hoofdzaak’, radicale structuurplannen voor de binnenstad. De plannen vormden de basis voor de in 1959 door burgemeester Cees Becht voorgestelde doorbraakplannen. Om van Tilburg een moderne stad te maken, waren in zijn ogen grootschalige ingrepen noodzakelijk. Dwars door het stadscentrum werd een brede oost-west verkeersader aangelegd (cityring) en architectenbureau Van den Broek en Bakema kreeg de opdracht een plan te maken voor de omgeving rondom het Paleis-Raadhuis. De wijk Koningswei moest plaatsmaken voor de grootschalige plannen van het Rotterdamse bureau, die getuigen van de functionele en rationele stedenbouwkundige opvattingen van die tijd. Andere gebouwen die in deze periode in het centrum tot stand kwamen, zijn de schouwburg, het kantongerecht en het stadskantoor. Vanwege zijn grote dadendrang, kreeg burgemeester Becht de bijnaam ‘Cees de Sloper’.
In de jaren vijftig en zestig kwam er een einde aan de bloeiende textielindustrie in Tilburg en zorgde de toenemende ontkerkelijking ervoor dat katholieke gebouwen leeg kwamen te staan. Fabrieksgebouwen en katholieke complexen werden gesloopt, waardoor er grote gaten ontstonden in het stedelijk weefsel. Om dit gebrek aan samenhang op te heffen, werd in 1975 het ‘Structuurplan Oude Stad’ (SOS) in het leven geroepen. Behoud en herstel waren het credo, als antwoord op de doorbraakplannen van Becht. De lintenstructuur werd weer opgepakt als drager voor verdere ontwikkelingen en voor in onbruik geraakte fabrieksterreinen werden herstructureringsplannen opgesteld. Vanaf 1985 kreeg de binnenstad onder de noemer ‘Compacte Stad’ prioriteit als woonlocatie en werd toonaangevende architecten gevraagd structuurplannen te maken voor braakliggende terreinen om de stad op deze manier van hoogwaardige kwaliteitsinjecties te voorzien, de zogenoemde ‘archipunctuur’. Het Kunstcluster (Jo Coenen), de Thomas de Beer driehoek (Mels Crouwel), het Tivoliterrein (Carel Weeber) en de Heuvel (Bert Dirrix) zijn het resultaat van dit beleid. De benadering is vanaf het begin van deze eeuw doorgetrokken met inbreidingsplannen als het Pieter Vreedeplein en het Harmoniepark. De komende jaren is het Spoorzoneproject een van de grotere binnenstedelijke gebiedsontwikkelingen in Nederland.
Onderdeel van de Tilburgse binnenstad vormt de Piushaven. In een nauwe samenwerking van gemeente, ontwikkelaars, bouwbedrijven, ondernemers en buurtbewoners is het gebied ontwikkeld van een voormalige industriële haven tot een levendig centrum-stedelijk woonmilieu aan het water. De 1500 geplande woningen werden gerealiseerd in diverse woonmilieus. Ook veel ondernemers, en met name horeca, hebben hun plek gevonden in de Piushaven.
lees meerDeze twee monumentale panden in de Willem II Straat stammen uit 1877 (hoofdgebouw) en 1916 (Ruimte X). Van buiten zijn de panden zo veel mogelijk teruggebracht in de originele staat. Een moderne gaanderij en erker verbinden beide delen.
lees meerTerwijl de Tilburgse Spoorzone nog volop in ontwikkeling is, werd de Houtloods al in 2015 opgeleverd. De voormalige Houtloods is het oudste nog behouden gebleven gebouw in de Spoorzone.
lees meerIn 1930 bouwde de Tilburgse architect Jan van der Valk het Sint Odulphuslyceum, een middelbare school aan de Noordhoekring. Door toename van het aantal scholieren werd het gebouw in 1962 uitgebreid met een nieuwe verdieping en in 1996 met een extra vleugel.
lees meerDe villa is in 1843 gebouwd voor de toenmalige burgemeester van Tilburg, de heer H.B. Beckers. Het is een herenhuis in Italianiserende classicistische stijl.
lees meer
Dit park is ontstaan na de samenvoeging van een aantal tuinen, een buurtpark en een parkeerterrein en dankt haar naam aan de sinds 1878 aan de Stationsstraat gevestigde sociëteit de Nieuwe Koninklijke Harmonie. Centraal in het park ligt het Buurthuis Binnenstad, een voormalig wijnpakhuis met trapgevel van de firma Verbunt uit 1894.
lees meerHet meest in het oog springende onderdeel van dit poppodium is de met donker rubber beklede en met cd-schijfjes gecapitonneerde gevel. De gevelafwerking heeft niet alleen een esthetische, maar ook een geluidsisolerende functie. Op de hoek van de Tivolistraat en de Veemarktstraat springt de glazen gevel op de begane grond in. In de Veemarktstraat steekt de kaartverkoop als een glazen doosje naar buiten. Boven de kaartverkoop bevindt zich in de gevel een groot videoscherm. Vlak onder de daklijst steken vier grote ontluchtingspijpen uit de gevel.
lees meerDit nieuwe woon- en winkelgebied, naar ontwerp van het Spaanse architectenbureau Bonell i Gil, omvat onder andere winkels, appartementen, een bioscoop en een ondergrondse parkeergarage en fietsenstalling. Met de bouw van het plein en de omliggende gebouwen is een sculpturaal, stedelijk ensemble aan het stadscentrum toegevoegd.
lees meerOmdat niet het hele plan Koningswei van Van den Broek en Bakema is uitgevoerd, bleef het gebied rond het Koningsplein hinken op twee gedachten. Na een omvattende herinrichting van de pleinen in dit gebied door Jo Coenen komen het kantongerecht, de St. Dyonisiuskerk, het Paleis-Raadhuis en de stadsschouwburg beter tot hun recht. Coenen benadrukte zowel de noord-zuid verbinding van de binnenstad naar het Koningsplein als de oost-west route van het Koningsplein naar het Kunstkluster. Met relatief kleine ingrepen aan straatprofielen, kunstwerken, straatmeubilair en bestrating gaf hij de grootschalige open ruimten uit de jaren zestig en zeventig een bestemming. Pergola’s op het Willems- en Koningsplein zorgen voor een duidelijke begrenzing van de pleinen. De modernistische fontein op het Willemsplein van Joop Beljon uit 1972 werd met goedkeuring van zijn nazaten aangepast, waardoor onder andere aan de zijde van de Heuvelstraat een verhoogde zitplek ontstond.
lees meerBegin jaren negentig van de vorige eeuw sloegen de gemeente Tilburg en de Fontys Hogeschool de handen ineen om in het zuidelijk deel van het stadscentrum een bolwerk van cultuur te creëren, het zogenaamde Kunstcluster.
lees meer